Het muziekstuk dat ik gebruik is: The Cup Song van Anna Kendrick (karaoke versie)
https://m.youtube.com/watch?v=KBuWdod2BOo
1. Luister naar het muziekstuk dat je wilt gebruiken en focus inhoudelijk op de diverse kwaliteitscriteria. Ga op zoek naar de betekenis, vorm, klankaspecten en bepaal welke luisterstijlen gestimuleerd worden.
Betekenis: de muziek klinkt erg vrolijk. Dit komt ook door het herkenbare ritme met de bekers die je in het hele liedje hoort. Het thema is liefde.
Vorm: er zit zeker heel veel herhaling in dit lied. Het ritme met de bekers komt elke keer terug. Het is dus een ritmisch motief en met ritmische ostinaten. Ook wordt het refrein vaak herhaald. In het refrein is ook sprake van echo.
Klank: het maatschema is standaard voor een liedje. Het ritme is heel herkenbaar en gaat het hele lied aan een stuk door. Het tempo is allegro, het is vrolijk. Als je met de bekers wil oefenen, dan lijkt het tempo opeens veel sneller, omdat het lastig is. De klankhoogte is niet heel bijzonder, het lied heeft de hele tijd een beetje dezelfde hoogte, maar op het einde zit een kleine modulatie. Dit lied is heel leuk voor samenspel, omdat je het samen kan zingen en de kopjes door kan geven.
Luisterstijl: de luisterstijl die ik hier het meeste bij vind passen is motorisch en sociaal. Motorisch omdat de kinderen met bekers het ritme mee kunnen doen. Sociaal omdat je dit lied samen kan doen door bijvoorbeeld de bekers tijdens het lied snel door te geven.
2. Vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je de kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk.
De kinderen zullen naar dit lied analytisch en motorisch luisteren. De kinderen zullen het ritme herkennen en dat mee gaan doen door bijvoorbeeld te bewegen met de voeten of op tafel mee te tikken. Je kan ze laten ontdekken dat je heel makkelijk mee kunt doen met een bestaand lied.
Sociaal luisteren zit er uiteraard ook in. Ze luisteren samen en zingen ook samen het lied. Als we de bewegingen uiteindelijk goed kennen, kunnen we ook bekers doorgeven aan elkaar, dit is ook sociaal.
3. Bepaal welke opdrachten je wilt koppelen aan het stuk.
De opdracht die ik met deze kinderen wil doen is dat ik ze analytisch laat luisteren om ze het ritme te laten herkennen. Ze kijken wat ze opvalt en wat ze daar mee kunnen doen.
Daarna zou ik ze de bewegingen aanleren met harde, plastic bekers.
4. Beschrijf wat de kinderen doen.
De kinderen gaan als eerste naar het nummer luisteren. Dit doe ik via het digibord. Het lied is engels, dus ik leg ze eerst ook uit waar het over gaat. Ik gebruik op Youtube een versie met tekst, zodat ze ook mee kunnen lezen. Als blijkt dat ze woorden niet snappen omdat het engels is, leg ik die nog apart uit. Ze schrijven op wat ze opvalt. Waarschijnlijk komt daar uit dat ze hetzelfde ritme de hele focussen en niet meer op de rest van het nummer. Als ze dit een paar keer gedaan hebben, dan pakken we de bekers erbij. Ze krijgen eerst allemaal individueel een beker. In stapjes leer ik de kinderen de bewegingen aan. Dan heeeeeel erg veel oefenen!
5. Kies een didactische werkvorm voor de activiteit.
Het KVB-model en het domein bewegen.
Het KVB- model gebruik ik om te kijken/luisteren naar de klanken en de ritmes in het nummer.
Bewegen gebruik ik in deze les omdat ze uiteindelijk met bekers zullen meedoen op het ritme.
6. Bekijk of je gebruik kunt maken coöperatief leren.
Bij deze les kun je zeker gebruik maken van coörperatief leren. De kinderen kunnnen bijvoorbeeld de bekertjes naar elkaar doorgeven. Ze moeten dan samen opletten dat iedereen weer een bekertje krijgt en op het goede moment door kan. Het is dus belangrijk dat ze daarin goed op elkaar letten en communiceren. Ook zingen ze met z'n allen het lied.
7. Zorg voor een verrassende opening van de opdracht.
Als opening laat ik ze een aantal ritmes nadoen, die ik voor doe. Ook laat ik de klas zelf ritmes verzinnen. Zo kan bijvoorbeeld de ene helft van de klas klappen en de andere helft op de tafels slaan. Dit laat ik ze zelf bedenken. Als we dit een aantal keer gedaan hebben laat ik ze het nummer met de tekst horen.
8. Bepaal hoe je de opdracht wil nabespreken.
Voor het nabespreken laat ik de kinderen eerst zelf vertellen wat ze ervan vonden. Ze moeten dan van mij benoemen wat ze lastig vonden en wat ze ze leuk vonden.
Ook kan ik als nabespreking een aantal kinderen om de beurt het eindresultaat voor de klas laten zien en daar krijgen ze dan van anderen feedback op.
9. Laat, voor je in de praktijk aan de slag gaat, een willekeurig persoon de opdracht doen. Bekijk of je de opdracht moet aanpassen. Bespreek je bevindingen met de ander.
Feedback luisteropdracht Madelon Kolkhuis Tanke,
Stap 1: Mooi omschreven, duidelijk, ik snap precies wat je bedoelt. Misschien iets meer link koppelen naar de praktijk in de zin van het ritme en de bekers, wat is dan de beginsituatie.
Stap 2: bij stap 2 komt er ineens ook analystisch luisteren bij en verdwijnt sociaal luisteren, dit mag er ook ingevoegd worden. Je mag de 3 verschillende soorten manieren om te luisteren naar muziek iets meer uitdiepen.
Stap 3: Je mag iets specifieker zijn in de uitleg, ik wil graag een beeld erbij krijgen, hoe gaat het, wat hebben ze nodig, in werkgroepen of individueel.
Stap 4: In welke stappen leer je het de kinderen aan?
Stap 5: Bij het motorische luisteren zou ik ook analystisch luisteren zetten, je vertelde daarvoor al heel mooi dat ze dat eerst nodig hebben om motorisch te kunnen luisteren.
Stap 6: Waardoor wordt het coöperatief? Denk aan OP..
Stap 7: Leuke opening, zo ervaren ze zelf hoe het ritme in elkaar zit en hoe het werkt.
Stap 8: Mooie nabespreking, let erop je hebt de les nog niet gegeven…
Iris Meijer 1C
10. Pas naar aanleiding van je bevindingen de opdracht eventueel aan.
Mijn wijzigingen zijn in het rood aangegeven. Ik heb niet alle feedback verwerkt, omdat ik sommige dingen zelf niet nodig vond.
~Juf Madelon
Geen opmerkingen:
Een reactie posten